zou iemand me kunnen helpen bij het oplossen van volgende oefeningen??
schrik niet , het zijn er veel. ik zie er geen begin, nog einde aan, en de oplossingen vindt ik al veel minder
alvast bedankt aan iedereen die me helpt met een van de oefeningen
Hoeveel gr KMnO4 moet men oplossen, tot een volume van 250 ml, om een oplossing te verkrijgen die 0.2 M is ?
Hoeveel gr Na2CO3 bevat 24ml van een 0,1 M
Welk is de massa % samenstelling van een mengsel van 55gr van de stof A en 23gr van de stof B?
Bereken de molariteit van een oplossing van HCl 5 massa/vol %
Jenever bevat 45 massa% alcohol. 1 uur na het drinken van één glas, (100ml = 100g) bevat het bloed één duizendste gr alcohol per cm³. Hoeveel alcohol is nog niet in het bloed opgtenomen, als het totale bloedvolume 6l is?
100 ml bloed bevat ongeveer 15g hemoglobine, die 20ml O2 kan binden. Na het opnemen door de cellen bevat zuurstofarm bloed nog 75% van de oorspronkelijke dizuurstof. Hoeveel O2 is door 6l bloed aan de cellen afgegeven.
Hoeveel g weegt een stof met rho = 2.5kg/l , als het volume 25 ml bedraagt?
Welke is de absolute dichtheid van een stof, waarvan de massa van 5 dm³ 3.93 kg bedraagt?Welk is de relatieve dichtheid van deze stof TOV ijzer als je weet dat rho Fe = 7.86 x 10³g/l?
Welk is de formulemassa van een gas, als zijn dichtheid tov lucht = 2.45?
Een N,O verbinding bevat deze elementen in de verhouding ½. De dichtheid tov lucht = 3.17.
Zoek de formule van de verbinding.
Hoeveel gr zink is er nodig om 50 g zuiver zwavelzuur volledig in oplossing om te zetten in zinksulfaat en H2? Hoeveel gr H2 wordt er hier gevormd?
Hoeveel ton zwaveldioxide wordt er jaarlijks in de lucht gebracht door een bedrijf dat dagelijks zwavelverbindingen met een equivalent van 20 kg zwavel verbrandt gedurende 200 werkdagen per jaar?
Om ammoniumsulfaat te bereiden in de nijverheid wordt ammoniakgas door zwavelzuur geleid. Hoeveel kg ammoniak reageert met 500 kg zwavelzuur en hoeveel kg ammoniumsulfaat verkrijgt men.
Hoeveel water wordt er verkregen uit 10g diwaterstof en 10g dizuurstof? Welk van beide gassen is in overmaat aanwezig en hoeveel in g?
Hoeveel g NaCl wordt er gevormd door voldoende NaOH te laten inwerken op 250ml 1M HCl?
150 ml zwavelzuur 0.1M en 200 ml natriumhydroxide 0.15M worden samengevoegd. Van welke stof is er overmaat en hoeveel mol?
Hoeveel l ammoniakgas (n.o.) moet men leiden in 200ml van een zwavelzuuroplossing 0.2M, om dit zuur volledig om te zetten in ammoniumsulfaat
Een metaal M reageert met HCl tot MCl2 en diwaterstof. Hoe groot is de atoommassa van dit metaal als men weet dat 0.175g 435 ml diwaterstof (n.o) vormt?
0.1g van een legering, bestaande uit Mg en Al, reageert met HCl en vormt 97.25 ml H2 (n.o). welk is de massa% samenstelling van de legering?
Na het verbranden van 1.28 g zwavel in 6.4l lucht (n.o) leidt men het gevormde gasmengsel door een
KOH oplossing die al het SO2 bindt tot K2SO3, en vervolgens over gloeiend koper. Hoeveel g CuO kan nog gevormd worden? (lucht bevat 21 vol% O2)
alvast bedankt aan iedereen die me wil helpen met een van bovenstaande oefeningen
Het zijn inderdaad nogal veel oefeningen. Bovendien denk ik ook dat je het grootste gedeelte zelf probeert te maken en je werkwijzen hier op het forum eventueel post zodat wij kunnen nagaan of ze al dan niet juist zijn en waar je fouten precies zitten.
Maar om je toch op weg te zetten wil ik wel de eerste oefening even voor je uitwerken.
We willen een oplossing maken van 0.2 M KMn04. Dat wil zeggen dat we een oplossing willen maken die per liter oplossing 0.2 mol KMnO4 bevat. We willen echter geen volledige liter oplossing maken maar slechts 250 ml (dat is dus 1/4de van een liter). In die 250 ml zal dan ook geen 0.2 mol KMnO4 moeten zitten maar 1/4de daarvan. We willen dus in die 250 ml oplossing 0.2/4 = 0.05 mol KMnO4 aanwezig hebben.
We moeten nu dus weten hoeveel gram overeenkomt met 0.05 mol KMnO4. Hiervoor maken we gebruik van de molaire massa van KMnO4. Deze is niet gegeven in de opgave, maar kan je eenvoudig uit de tabel van Mendeljev halen en is de som van de molaire atoommassa's van de verschillende atomen die voorkomen in KMnO4.
Zo vind je in de tabel dat 1 mol K-atomen : 39 g/mol weegt, 1 mol Mn atomen weegt 55 g/mol en 1 mol O-atomen weegt 16 g/mol.
Zoals eerder gezegd willen we slechts 0.05 mol KMnO4, dus willen we ook maar 0.05 x 158 gram = 7.9 gram.
De oplossing is dus dat we 7.9 gram KMnO4 willen oplossen in 250 ml.
Tot slot nog even zeggen dat alle oefeningen over stochiometrie uiteindelijk op het zelfe neerkomen. Je moet altijd je gegevens uitrekenen naar mol en vevolgens eventueel terugrekenen naar massa's of volumes. Hiervoor moet je gebruik maken van de molaire massa van de stof of van de concentratie van de oplossing.
Hoop dat je met deze oplossing ook de andere vragen kan oplossen.
Ce que j'écris n'est pas pour les petites filles, dont on coupe le pain en tartines.
uitroeptekens zijn niet gewenst. Tevens is het niet de bedoeling dat huiswerk in scheikunde hier wordt geplaatst. Daarvoor is het huiswerk en practica forum in het leven geroepen. Als je dan ook nog aan kan geven hoe ver je zelf al bent gekomen, dan zijn we al een heel eind verder.
nikske schreef:de oplossingen die ik tot hier toe al heb zijn de volgende, maar ik weet niet of ze juist zijn
vraag 1 : 7.90 heb ik juist
vraag 2 : 0.25g
vraag 3 : 78%
vraag 4 : 13.71 M
vraag 5 : al de alcohol is uit het bloed opgenomen (ben bang dat dit niet klopt)
vraag 6 : 300 ml is afgegeven aan de cellen
vraag 7 : 62.5 g
vraag 8 : relatieve dichtheid "d" = 0.10
vraag 9 : 71.05
tot hier heb ik ze al, op de andere ben ik nog aan het zwoegen en zweten.
als iemand ze alsjeblieft al eens wou controleren??
Ik heb oefening 2 en 3 even snel uitgerekend en beide lijken mij niet correct te zijn. Zou je eens van de tweede oefening je volledige werkwijze kunnen uitschrijven, op die manier is het makkelijker voor ons om te weten waar je problemen mee hebt.
Ce que j'écris n'est pas pour les petites filles, dont on coupe le pain en tartines.
ik denk dat ik mijn fout inzie, redeneer even mee aub
55+23 = 78g.
ik beschouw nu die 78g als 100g en dan ,
zeg ik stof A = 55g/78g = 70.51%
stof B = 23g/78g = 29.49%
ik hoop dat ik nu juist ben, maar ik vrees er zeer voor.
opgave 4
hcl 5 massa/vol% = 5kg/100l
= 5000g/100l
= 500g/1l
1 mol hcl = 36.46g/l en dus 500g/36.46g = 13.71Mol
opgave 5
jenever: 45g alcohol /1l bloed
1 glaasje = 100ml = 4.5g alcohol.
na 1 uur heeft bloed 1/1000gr per cm³ opgenomen , = volgens mij 1g/l = 6g/6l bloed.
hij heeft dus alles opgenomen (maar ben niet zeker, denk dat ik iets misdoe)
opgave 6
6l bloed = 900ml hemoglobine.
deze 900ml hemoglobine kan 1200 ml dizuurstof opnemen.
75% wordt niet afgegeven en dat is dus 900 ml O2
er wordt dus 300ml o2 afgegeven
opgave 7
2.5 kg = 1000ml
(regel van 3) en dan krijg ik 62.5g = 25ml.
antwoord is dan 62.5 gr
opgave 8
stof x (5dm³ = ...) zeg ik dan rho = 0.79kg/dm³
relatieve dichtheid is dan 0.79kg/dm³ / 7.86 kg/dm³ = 0.10
opgave 9
ik heb gedaan 29 x 2.45 = 71.05
in mijn boek stond de formule zo dat ik maal 29 moest doen
opgave 10
daar krijg ik echt kop nog staart aan (weet niet hoe er aan te beginnen, geen gelijkaardig voorbeeld gezien)
opgave 11
heb ik opgelost door evenredigheid. ik heb gezegd 1 mol zwavelzuur (98g) + 1 mol zink (65.4g) geeft 1 mol zinksulfaat (161.4g) en 1 mol waterstofgas (2g)
dat gaf dan voor mij
98g = 65.4 g
--------- ---------
50g ?
==> 33.37 gr. (maw er is 33.37 gr zink nodig)
stap 2 was dan
161.4 g znso4 = 2 g H2
----------------- ----------
83.37 g znso4 ?
= 1.03 g H2
dat is al tot nr 11.
probleem is dat ik eigenlijk totaal geen methode heb om eraan te beginnen.
Antwoorden 4) en 5) en 13) zijn fout. Andere antwoorden (t/m 15) zijn goed maar de gevolgde methode is vaak verre van fraai. Het is bij alle vragen een kwestie van systematisch met de eenheden omgaan. En bij chemische reacties altijd beginnen met het uitschrijven van de reactievergelijking.
Bij 4) zit je een factor 10 fout.
Bij 5) is de jenever niet 45 g / liter bloed maar 45 gram per 100 g (= 100 ml = 1 glaasje) jenever. Hier ga je dus ook meteen een factor 10 mis.
Bij 9) gebruik je een factor 29 maar je begrijpt blijkbaar niet wat dat is. Dat is de molmassa van lucht. Lucht is 21 vol% O2 en 79 vol% N2 (en Argon) en voor gassen geldt: vol% = mol%. Dus dan is de molmassa van lucht = 0,21 * 32 + 0,79 * 28 = 28,84 = ~ 29
Bij 10) weet je dat de gezochte verbinding (NO2)x is want gegeven is de verhouding tussen N en O is 1/2, maar je weet niet wat x is. Je weet wel wat de molmassa van de gezochte verbinding is, namelijk 3,17 maal hoger dan die van lucht (zie vraag 9). Dus dan is: x = 3,17 * Mlucht / ( 14 + 2 * 16 ) = .......
Bij 13) moet je eerst maar eens de juiste reactievergelijking opschrijven. Je zit een factor twee mis.
Even terzijde;ik als lang afgestudeerd figuur begrijp weer door de zeer duidelijke uitleg van SMIRNOVV hoe de zaken chemisch in elkaar zitten.
Chapeau zeggen ze tegenwoordig!
Tav meneer Masselink,er werden geen uitroeptekens gebruikt door NIKSKE als je toch aan het mie..ken slaat (term van Jan van de Velde),het waren vraagtekens!(deze laatste is een uitroepteken
