Wetenschapsforum

In het practica van reactiviteit van halogeenalkanen moest ik resp. butylbromide, sec-butylbromide en tert-butylbromide in ethanol doen en daarna AgNO₃ erbij. Zodanig dat er een neerslag gevormd werd. Dan moesten we bepalen welk S_N-type (1 of 2) er ging plaatsvinden. Dat levert allemaal geen probleem op maar we moesten ook kijken wat de pH was en dat was respectievelijk pH 6, pH 2 en pH 1 op. Nu vraag ik mij af hoe dat komt, dat er bij sec- en tert-butylbromide wel zuur (H⁺) gevormd wordt en bij butylbromide weinig of geen.

In een ander deel van het practicum moest ik resp. 1-joodbutaan, 1-broombutaan en 1-chloorbutaan in een proefbuis doen een daarna ook AgNO₃ erbij. Ook hier moesten we het S_N-type zoeken e.d. maar ook dat levert geen probleem op; alleen was er het verschijnsel dat het opp. van het mengsel waar we 1-joodbutaan in deden holvormig was (ook bij 1-chloorbutaan was dat zo), maar bij 1-broombutaan was het opp. bolvormig, hoe komt dat?