We hadden een onbekend mengsel van HCL en NaCl(oplossing)
we pipetteerden 10 ml van de te onderzoeken oplossing in een erlenmeyer en voegden 10 druppels methylrood toe. (indicator)
vervolgens moesten we de oplossing titreren met een oplossing van natriumhydroxide , NaOH
Daarna hebben we 5 ml kaliumchromaat oplossing toegevoegd en titreerden we met een zivernitraatoplossing.
Het eindpunt werd bereik als nast het witte neerslag een roodbruine neerslag ontstond, de kleuromslag was van geel naar rood.
(we noemen deze bepaling, ook wel de chloride bepaling volgens Mohr)
daaropvolgend moesten we de reactievergelijkingen opstellen, en het zoutzuur/natriumchloride gehalte van de oplossing in mol per liter bereken.
de toevoeging van 10 druppels methylrood heeft als enige functie het aangeven van de ph-gradatie
reacties
Dit houdt in dat 0,5 mmol OH^- opreageert met 0,5 mmol H^+
er bevinden zich dus 0,5 mmol H+ in HCL oplossing in 10 ml,
de molariteit van zoutzuur is dus 0,05 M
Uiteraard reageren de losgekomen Na+ zoutionen met de losgekomen Cl- zoutionen van HCL (in een 1:1 situatie) waardoor ietsmeer NaCl gevormd wordt (klopt dit?)
reactie 2 en 3
om de molariteit van NaCl in de oplossing nu te kunnen bepalen moeten we weten hoeveel zilvernitraat we hebben toegevoegd, dit was 11,75 ml met een molariteit van 0,1 M
er worden dus 1,175 mmol zilver gevormd
wat we ook nog moeten weten is dat er 5 ml (0,1 M) kaliumchromaat is toegevoegd, dat is dus 0,5 mmol chromaat.
uit reactie 2 blijkt dan dus, dat er maximaal 1mmol Ag gebruikt is voor de vorming van Ag2Cro4
de totale hoeveelheid Ag+ is 1,175, dus bij reactie 3 is gebruikt : 0,175 mmol Ag+
dus ook 0,175 mmol Cl- , dit is dus alle Cl- van NaCl... dus wordt de molareit van NaCl
0,175 / 10 ml = 0,0175 M
heel eerlijk gezegd twijfel ik aan deze redenatie, daarom de vraag, is dit correct?
Alvast bedankt