Het antwoord met het grootst aantal significante cijfers is het nauwkeurigst. Maar in een som, moet je altijd afronden op het minst aantal significante cijfer. Klopt dit?
Bij significantie zijn er eigenlijk maar 2 regeltjes die je moet onthouden. Er zijn namelijk twee verschillende situaties mogelijk. Je kan twee hoeveelheden bij elkaar optellen of aftrekken (bijvoorbeeld ik voeg 2,4 mL van de ene vloeistof bij 3,72 mL van een andere vloeistof) en je kan twee getallen met elkaar vermenigvuldigen of delen (ik wil de oppervlakte van een vierkant weten en ik meet de lengte als 21,3 cm en de breedte als 21,43 cm).
Als je bezig bent met optellen of aftrekken moet je eindantwoord net zoveel decimalen (getalletjes achter de komma) hebben als het getal dat het minst aantal decimalen had in je som (dit is een moeilijke zin, lees hem gerust nog eens) Dus in ons voorbeeld tel ik 2,4 en 3,72 op. Het eerste getal heeft 1 cijfer achter de komma, het tweede getal heeft 2 cijfers achter de komma. Het eindantwoord moet dus ook 1 cijfer achter de komma hebben omdat 2,4 het minst aantal cijfers achter de komma had. 2,4+3,72=6,12 = 6,1 met significantie.
Als je bezig bent met delen of vermenigvuldigen moet het eind antwoord hetzelfde aantal significante cijfers hebben als het getal wat het minst aantal significante cijfers had. Dit is een wat uitgebreidere uitleg als er een 0 in een van de getallen zit, dus als je niet weet wat significantie cijfers precies zijn wil ik het je best uitleggen, maar moet je het vragen. In ieder geval is het makkelijkste als in het voorbeeld geen nullen voorkomen dus in het geval van 21,3 cm keer 21,43 cm, bestaat het eerste getal uit 3 significante cijfers (alle getalletjes) en het tweede getal bestaat uit 4 significante cijfers. Dus je eindantwoord moet evenveel significante cijfers hebben (niet alleen decimalen zoals bij optellen!!!!!!!) als het getal met het minst aantal significante cijfers. In deze som zijn dat er 3. Dus 21,3 keer 21,43 is 456,459, het minste aantal significante cijfers is 3 dus het eindantwoord met nette afronding moet zijn 456 (let op niet 457).
Waar staan de letters (g)/(aq)/(s)/(l) in de formules voor? Ik weet dat (g) gas betekent, (l) liquide. En waar staat (aq) en (s) voor?
g=gas (engelse gas), s=solid (oftewel een vaste stof), l=liquid (ofwel vloeibaar) en aq=aqueous (er zit aqua in wat water betekent ofwel opgelost in water.)
Dit is best op internet trouwens op te zoeken en moet ook gewoon in je boek staan (ook in je binas waarschijnlijk)
Ik ben nogal sloom met de reactievergelijkingen kloppend maken. Heeft iemand tips zodat ik het wat sneller kan? (Je moet toch eerst beginnen met de H'tjes kloppend te maken?)
Het hangt denk ik voornamelijk af van de reactie die je krijgt. Je hoeft nergens mee te beginnen natuurlijk. Vaak alleen is het handiger om niet met zuurstof te beginnen bij bijvoorbeeld verbrandingsreacties waar je juist moet uitzoeken hoeveel zuurstof er nodig is. Ikzelf begin bij koolstofchemie altijd met koolstof. Schrijf de reactie vergelijking op en schrijf voor jezelf op welke losse atomen er voorkomen (koolstof, zuurstof, waterstof enz.) zodat je niets over het hoofd ziet. Aan beide kanten moeten er ALTIJD evenveel van dezelfde atomen zitten. Ik zal eens een voorbeeldje geven:
De volledige verbranding van butanol C4H10O.
Stap 1: Schrijf voor je zelf op wat er gegeven is:
-De hoeveel koolstof, zuurstof en waterstof die in butanol zit (kan je opzoeken in je binas, of gewoon onthouden, de alcoholen zijn wel handig om te weten),
-Er is sprake van verbranding, dus butanol moet reageren met zuurstof
-Het is volledige verbranding, oftewel alles wordt omgezet in koolstofdioxide en in water (geen roet of koolmonoxide).
Stap 2:
Schrijf de reactievergelijking op:
...C
4H
10O + ...O
2 ---> ...CO
2 + ...H
2O
(Op de puntjes moet je nog het aantal moleculen invullen)
Stap 3:
Schrijf op welke elementen (atomen) je hebt aan de linker kant en ook hoeveel je hebt.
Koolstof (4x)
Waterstof (10x)
Zuurstof (1x plus nog het aantal zuurstof moleculen uit de lucht, maar dat moet je juist gaan uitzoeken)
Stap 4:
Ga element voor element het kloppend maken en ga dan kijken hoe je staat met het zuurstof. Begin met de koolstof.
We gaan proberen om te kijken wat 1 butanol atoom doet, dus we vullen 1 in voor de butanol. Links staat dan 4x koolstof. De enige manier waarop je 4x koolstof aan de rechterkant van de pijl krijgt is door 4x een CO
2 molecuul te vormen. Dus we kunnen nu al invullen:
1C
4H
10O + ...O
2 ---> 4 CO
2 + ...H
2O
Links en rechts staan nu 4 koolstof atomen. Dan gaan we nu naar de waterstofjes kijken. Er staan 10 waterstofjes aan de linker kant, dus om er ook 10 aan de rechterkant te krijgen moeten we 5 water moleculen hebben. Zie je waarom 5?
Dus we kunnen nu opschrijven:
C
4H
10O + ...O
2 ---> 4 CO
2 + 5 H
2O
Links en rechts van de pijl kloppen nu het aantal koolstofjes en waterstofjes, laten we nu gaan kijken naar de zuurstofjes. Rechts hebben we 4 keer 2 zuurstof in de koolstofdioxide is dus 8 keer een zuurstof en verder hebben we 5 keer een zuurstof in water zitten. Samen is dat 13 zuurstof. Vergeet niet dat aan de linkerkant ook nog een zuurstofje zit in de butanol, dus we moeten aan de hele reactie aan de linker kant 12 zuurstofjes toevoegen (12 + 1 = 13), dus dat is 6 keer een O
2.
Dus we kunnen nu opschrijven:
C
4H
10O + 6O
2 ---> 4 CO
2 + 5 H
2O
En zie daar het klopt nu. Is dat allemaal duidelijk? Zo is denk ik de beste manier. De enige manier om er sneller in te worden is door te oefenen (ik neem aan dat je geen massabalansen deed tijdens het spijbelen
).
Verder staat er in de som dat de molverhouding 4:1 is. Maar ik zou zeggen dat de verhouding 4:2 is en niet 4:1. Wat doe ik fout? Waarom is het 4:1?
Waarom denk je dat? In de reactievergelijking staat toch een 4 voor de CuO en niets (oftewel een 1, maar die laten we vaak weg, omdat wetenschappers lui zijn, ik kan het weten) voor de CH
4? Dit betekent dat 1 molecuul CH
4 reageert met 4 moleculen. De verhouding is dus 4 moleculen staat tot 1 moleculen.
Dat kan je dus ook opschrijven als
4:1 en dat is hetzelfde als 40:10 en hetzelfde als 40000:10000 en aangezien een mol niets anders is dan ONTZETTEND veel moleculen (het is een hoeveelheid, net zoals een dozijn hetzelfde is als 12) kan je ook zeggen dat 4 mol: 1 mol.
Snap je dat?
Mijn vraag: Kan je die reactie vergelijking in de binas vinden, of moet je dit gewoon weten dat die twee stoffen bij elkaar ''Cu(s)+ CO2(g)+H2O(l)'' geven.
Schrijf eens de hele vraag over, zodat ik weet of het in de vraag stond of niet. Een beetje zoals ik voor deed in mijn verbrandingsvoorbeeld. Je ziet vaak over het hoofd hoeveel er in een vraag staat, als je maar de taal van die rare scheikundigen spreekt. Of het in je binas staat, weet ik niet, mijn binas ligt ergens anders op dit moment, maar dat komt een beetje lui op me over, als je wilt weten of het in je binas staat zou ik zeggen: KIJK in je binas.
Verder vertelde je dat er dus in de vraag stond dat het reageerd in een mol verhouding van 1:4, dus dan weet je al:
4CuO + CH
4 ---> ...
Je hebt nu links koolstofjes, zuurstofjes, waterstofjes en koper staan. Je kan er eigenlijk wel vanuit gaan dat koolstof en zuurstof in de type vragen die ze stellen op jouw examen (mits er niets extra's staat) uit zullen komen in water en CO2. Je moet het zien dat de meest relaxte plek voor waterstof uiteindelijk water is, en de meest relaxte plek voor koolstof is CO2. Het is gewoon het meeste ontspannen voor die elementen, ze hebben het meeste energie over. Je moet namelijk weten dat alle atomen in het universum hondsluie dingen zijn. Ze willen altijd zo min mogelijk energie verbruiken. Dus als C in CO2 kan zitten, dan doet dat het graag en als H in H2O kan zitten doet dat het ook graag omdat het het meeste energie scheelt. Dat is ook waarom een houtvuurtje blijft branden. In hout zit ontzettend veel C en H en die gaan tijdens het verbranden allemaal relaxed en ontspannen in CO2 en H2O zitten. Ze hebben dan energie over, en dat krijg jij binnen in de vorm van warmte als je naast het kampvuurtje zit en je marshmellows in het vuur houdt. Het is de relaxedheids energie van de waterstof en koolstof.
Dus moraal van het verhaal, ga er maar vanuit als er niets bij staat dat koolstof en zuurstof in CO2 en H2O gaan zitten!
Verder heb je dan nog je koper over, waarom dat in los koper gaat en niet in een koperoxide weet ik niet. Als het niet gegeven staat en je kan het nergens vinden probeer dan gewoon de simpelste oplossing om uit te werken, en als je alle stappen goed doet krijg je altijd nog 8 van de 10 punten, omdat je het wel begrepen hebt, alleen iets niet onthouden hebt.
Dus je hebt dan nu:
4CuO + CH
4 ---> Cu(s) (is het makkelijkste) + CO
2 + H
2O (is het meest relaxte)
En zie daar je reactie vergelijking!
De tekst in het hierboven geschreven stukje kan fouten bevatten in: argumentatie, grammatica, spelling, stijl, biologische of scheikundige of natuurkundige of wiskundige feiten kennis. Hiervoor bied StrangeQuark bij voorbaat zijn excuses aan.