Wetenschapsforum

Hee allemaal,

ik kom niet helemaal uit mijn SK PO.

het gaat om een titratie van 10,0 ml natriumcarbonaat en natriumwaterstofcarbonaat met 0,10 M zoutzuur.

De bedoeling is dat ik uiteindelijk aantoon dat het mengsel bestond uit 41,4% soda(natriumcarbonaat) en 58,6% zuiveringszout (natriumwaterstofcarbonaat).

Soda is gelukt, maar op een of andere manier kom ik bij zuiveringszout op een veel groter percentage uit.

Waar ga ik verkeerd?Ik heb alle vragen er maar even bijgezet. ik vermoed dat ik vraag e fout heb waardoor ook de eindvraag (f) verkeerd uitkomt.

alvast bedankt!!

11.

a. Geef de vergelijkingen van de reacties die plaatsvinden

- CO32- + H3O+  HCO3- + H2O

- HCO3- + H3O+  H2CO3 + H2O

b. Bepaal hoeveel ml 0,10 M HCl nodig was voor de eerste reactie

Equivalentiepunt 1 = 3,4 ml 0,10 M HCl

c. Bepaal hoeveel ml 0,10 M HCl nodig was voor de tweede reactie

Equivalentiepunt 2 = 12,8 ml 0,10 M HCl

d.Bereken hoeveel mol carbonaat aanwezig was in 10,0 ml oplossing

3,4 ml 0,10 M HCl = 3,4 ∙ 10-3 L 0,10 M HCl

n

M = V



n

0,10 = 3,4 ∙ 10-3  n = 3,4 ∙ 10-4 mol HCl = 3,4 ∙ 10-4 mol H3O+

Molverhouding H3O+ : CO32- = 1:1

Dus ook 3,4 ∙ 10-4 mol CO32-

e. Bereken hoeveel mol waterstofcarbonaat aanwezig was in 10,0 ml oplossing (NB. verreken de hoeveelheid waterstofcarbonaat die door de eerste reactie gemaakt werd en dus niet in het oorspronkelijke mengsel aanwezig was)

12,8 ml 0,10 M HCl = 12,8 ∙ 10-3 L 0,10 M HCl

n

M = V

n

0,10 = 12,8 ∙ 10-3  n = 12,8 ∙ 10-4 mol HCl = 12,8 ∙ 10-4 mol H3O+

Molverhouding H3O+ : CO32- = 1:1

Dus ook 12,8 ∙ 10-4 mol HCO3-

Er is in de eerste reactie 3,4 ∙ 10-4 mol HCO3- ontstaan.

Dus oorspronkelijk zat er

12,8 ∙ 10-4 - 3,4 ∙ 10-4 = 9,4 ∙ 10-4 mol HCO3- in het mengsel.

f. Laat met een berekening zien dat het mengsel bestond uit 41,4% en 58,6% zuiverszout.

- stap 1:Bereken hoeveel mol natriumcarbonaat aanwezig was in 8,68 g mengsel

3,4 ∙ 10-4 mol Na2CO32- in 10,0 ml. In één liter zit dan 3,4 ∙ 10-4 x 100 = 3,4 ∙ 10-2 mol Na2CO32-.

- stap 2: bereken hoeveel mol natriumwaterstofcarbonaat aanwezig was in 8,68 g mengsel

9,4 ∙ 10-4 mol HCO3- in het mengsel, ook 9,4 ∙ 10-4 mol NaHCO3 in het mengsel (10,0 ml).

In één liter (8,68 g) zit dan 9,4 ∙ 10-4 x 100 = 9,4 ∙ 10-2 mol NaHCO3-.

- stap 3: bereken hoeveel gram natriumcarbonaat aanwezig was in 8,68 mengsel

3,4 ∙ 10-2 mol NaCO32- = 3,4∙ 10-2 x ((2x22,99)+12,01+(3x16,00)) = 3,6 g Na2CO3

-stap 4: bereken hoeveel gram natriumcarbonaat aanwezig was in 8,68 mengsel

9,4 ∙ 10-2 mol NaHCO3- = 9,4 ∙ 10-2 x (22,99+12,01+1,008+(3x16,00)) = 7,9 g Na2HCO3

Massa Na2CO3

- massapercentage Na2CO3= massa geheel x 100

3,6

massapercentage Na2CO3= 8,68 x100 = 41,5%

- massapercentage NaHCO3 ??

Laten we dan maar eens beginnen:

11.

a. Geef de vergelijkingen van de reacties die plaatsvinden

• CO₃^2- + H₃O⁺ --> HCO₃^- + H₂O
• HCO₃^- + H₃O⁺ --> H₂CO₃ + H₂O

Het is inderdaad zo dat we hier met een 2-waardig zuur te maken hebben , dus we gaan ook 2 equivalentiepunten tegenkomen.

Het is ook belangrijk dat je ziet dat je eindproduct van reactie 1 (namelijk je HCO₃^-) gaat verderreageren, volgens reactie 2. Het is niet zo dat je carbonaation maar 1 H gaat opnemen.

Hij doet dit gewoonweg in stapjes, dat zijn dus die vergelijkingen.

b. Bepaal hoeveel ml 0,10 M HCl nodig was voor de eerste reactie

Equivalentiepunt 1 = 3,4 ml 0,10 M HCl

Kan je zeggen hoeveel mol zoutzuur (of beter, hoeveel mol H⁺ en Cl^- ionen) je al toegevoegd hebt in die 3.4 ml ?

c. Bepaal hoeveel ml 0,10 M HCl nodig was voor de tweede reactie

Equivalentiepunt 2 = 12,8 ml 0,10 M HCl

Kan je zeggen hoeveel mol er hier aan H⁺ en Cl^- ionen werd toegevoegd?

Als je deze 2 getallen hebt, staan we een stuk verder. Nu komt het dus neer op het correct interpreteren van je reacties.

Niet alleen hoe ze gebeuren, maar wanneer ze gebeuren is belangrijk.

maw: We gaan er vanuit dat de 2e reactie pas opgaat zodra je het eerste equivalentiepunt (of omslagpunt) voorbij bent.

We kunnen dus zeggen: die eerste hoeveelheid H⁺ ionen die we toevoegen (in onze 3.4ml) gaan dus zeggen hoeveel carbonaat-ionen we hadden.

Dus tel even uit hoeveel we er hier hadden, daarna gaan we samen verder redeneren.

Daarna ga je geen CO₃^2- meer in je mengsel hebben. Die zijn immers in die eerste stap allemaal omgezet naar HCO₃^-

De tweede hoeveelheid protonen die je toevoegt, gaan dus allemaal naar reactie 2.

MAAR: denk eraan. Dit is de hoeveelheid soda die reactie 1 al doorlopen heeft + het zuiveringszout, dat nu pas meedoet (vereenvoudigd weergegeven uiteraard).

Je weet dus uit je eerste stuk berekening hoeveel mol soda je had (dat waren die eerste 3.4ml).

Die gaan allemaal nog eens even veel protonen 'opgebruiken' voor de 2e reactie.

De protonen die dan nog niet gebruikt zijn, die gaan met je zuiveringszout van in het begin reageren.

Op die manier haal je beide getallen eruit.

Deze uitleg heb ik al eens (wat uitgebreider) gedaan in deze topic: Massa natriumcarbonaat en natriumwaterstofcarbonaat in een mengsel

Lees deze topic ook even op je gemak door. Als er dan nog vragen zijn, aarzel niet om ze te posten

Dag Melanie91, welkom op het forum Huiswerk en Practica.

Jij wilt vlot hulp. Dat is alleen goed mogelijk als je daar zelf wat voor doet.

Naast de algemene regels van dit forum hebben we voor dit huiswerkforum een paar speciale regels en tips.

Die vind je in de huiswerkbijsluiter

In die huiswerkbijsluiter staat bijvoorbeeld:
Hebben we even voor je gedaan. Denk je er de volgende keer zélf aan??

[/color]