Wetenschapsforum

Ik weet niet of ik goed bezig ben met mijn berekening

het gemiddelde μ=1000 en de standaardafwijking σ=2 dus tussen 998 ml en 1002 ml wilt zeggen (μ-σ,μ+σ) en dat is 68 % denk ik en 68% van 2000 flessen zijn 1360 flessen.

Bij vraag 2: als er staat dat de afwijking meer dan 4ml is dan denk ik dat je 3σ moet nemen dus(μ-3σ,μ+3σ) en dat is 99,7% denk ik en 99,7% van 2000 flessen zijn 1994 flessen

Weet je wat de vuistregel: 68 %, 95 %, 99.7 % (±1σ, ±2σ, ±3σ) is?
Let op, word bedoeld percentage tussen (of groter) twee waarden (tweezijdig). Of groter kleiner dan een waarde (eenzijdig).

Lukt het verder met deze tips?

Voorbeeld: Plaatje van: https://stats.idre.ucla.edu/other/mult- ... led-tests/

Ja de vuistregel ken ik maar doe ik fout.

Volgens mijn weten is de eerste vraag goed beantwoord. De 68% is is tussen ±1σ.

Vraag 2:
1) Hoeveel standaard afwijikingen is 4 ml?
2) Welke percentage hoort bij ±...σ?
3) Is de vraag een of tweezijdig?

Een schets maken helpt ook.

4ml = 2σ
maar ik weet niet of je 2σ moet nemen of 3σ aangezien er staat meer dan 4 ml

Inderdaad 4ml = 2σ.

Men vraagt meer dan 4 ml.

Tussen ±2σ hoeveel procent is dat?
Maak een schets en arceer het gebied tussen ±2σ (1σ is het knikpunt).
Wat is het percentage (tezamen) kleiner dan <2σ plus groter dan >2σ?
Markeer deze gebieden in de schets.
Wat is het kenmerk van de normale verdeling (symmetrisch ja/nee)?
Wat is het percentage >2σ?

Ok als het(μ-2σ,μ+2σ) dan is het 95% wat overeenkomt met 1900 flessen. Kan dat ?

Waar bevinden de resterende 5% van de flessen zich?
Het is belangrijk dat je consequent een eigen methode aanleerd.

1) Statistiek is veel dezelfde regels hanteren.
2) Maak bijvoorbeeld altijd een schets (teken: \(\mu\) en \( \sigma\)).
3) Hanteer dezelfde logica (met statistiek kan je je makkelijk vergissen).
4) Maak tientallen gelijke oefeningen. Verander in je gestelde vraag \(\mu\) en \( \sigma\) en maak opnieuw schetsen.

2,5% aan elke kant

Inderdaad 2.5 %, dus welk oppervlakte/percentage is (links of rechts in grafiek): >4ml? Hoeveel flessen zijn dit?

5% ?

wiskunde321 schreef: ↑zo 31 mei 2020, 15:01 2,5% aan elke kant

Dat antwoord is prima. De vraag is bijna beantwoord.

Inderdaad 2.5 %, dus welk oppervlakte/percentage is (links of rechts in grafiek): >4ml? Hoeveel flessen zijn dit?

2,5% van van 2000= 50 flessen ?

Bingo!
Vergeet niet dat de 68-95-99.7 vuistregel het percentage is tussen: ±1σ, ±2σ, ±3σ.

Het is belangrijk dat je consequent een eigen methode aanleerd. Zo zou ik het doen:
1) Statistiek is veel dezelfde regels hanteren.
2) Maak bijvoorbeeld altijd een schets (teken: μ en σ).
3) Hanteer dezelfde logica (met statistiek kan je je makkelijk vergissen).
4) Herhaal deze oefening of vergeljikbare enkele keer. Verander in je gestelde vraag μ en σ en maak telkens opnieuw schetsen.

Goede oefening:

Maak schets van normale verdeling arceer gebied tussen: ±1σ (68%). Bereken percentages en arceer gebieden groter en kleiner: 1σ.

Herhaal dit voor: ±2σ, ±3σ.