De zin en onzin van literatuur op school

Moderator: Rhiannon

Forumregels
(Middelbare) school-achtige vragen naar het forum "Huiswerk en Practica" a.u.b.
Zie eerst de Huiswerkbijsluiter
Gebruikersavatar
Berichten: 1.107

Re: De zin en onzin van literatuur op school

Eerlijk gezegd komt dat na je halve bevestiging van "ik lees het Bittere Kruid omdat het zo'n dun boekje is" een beetje onwerkelijk over :shock:


Toch is het echt zo, het lezen van dunne boekjes heeft trouwens ook een keerzijde, omdat het gaat om het aantal punten wat je leest. Voor een dun boekje worden minder punten gegeven, dus als je dunnere boeken leest, moet je wel meer boeken lezen.

Afgezien van Het bittere kruid en het gouden ei heb ik ook enkele dikkere boeken gelezen.

Berichten: 259

Re: De zin en onzin van literatuur op school

Nou ja, als je nog een goed etip wil hebben van mij voor een dun boekje die ik ook goed vond "Blokken" van Ferdinand Bordewijk.

Gebruikersavatar
Berichten: 9.240

Re: De zin en onzin van literatuur op school

gebuisd is dat je niet geslaagd bent, minder dan 5/10 minder dan 50% in middelbaar onderwijs
KOm dat van het werkwoord buizen af? Anders is het met een 't'.

Berichten: 2

Re: De zin en onzin van literatuur op school

WAAR SCHRIJVEN SURINAAMSE SCHRIJVERS OVER?
 
 
De Surinaamse literatuur past nu eenmaal niet in de hokjes van de Nederlandse literatuur. Van enige verwantschap met de Nederlandse literatuur is vooralsnog geen sprake, waarmee ik beslist niet wil beweren dat het de Surinaamse schrijvers niet lukt om sfeer, verhaalcompositie, spanning en intrige op een magistrale wijze te verwoorden. Maar de traditie blijft voor hen wel een heilig huis. Volgens het standpunt van de Surinaamse lezer zou het voornamelijk om het verhaal moeten gaan en niet om de taal. Los van deze Surinaamse attitude tegenover de literatuur is het ook vermeldenswaard dat de meeste toonaangevende Nederlandse critici volgens een HP-nummer uit september 1983 het zo druk zouden hebben met het bespreken van gevestigde literaire auteurs van Nederlandse komaf dat zij daardoor zelden of nooit aan werk uit ‘de minderheidshoek’ toe zouden komen.  Eigenlijk heeft de gevestigde Nederlandse literaire kritiek nooit goed geweten wat die met die Surinaamse aanwas aan schrijvers aan moest . Literaire auteurs van etnische komaf in het algemeen vallen naast dit genoemde euvel meestal onder begenadiging van recensenten van lagere orde die denken er wat op los te kunnen leuteren in hun kolommetje in de krant. Aangezien de categorie migrantenliteratuur een ondergeschikte positie toebedeeld heeft gekregen noopt het de recensenten een groot deel van de hen toegemeten ruimte te spenderen aan achtergrondinformatie voor de lezer. Veel recensies vervallen op deze wijze in een folkloristisch relaas en komen niet toe aan een grondige bespreking van het werk.  Volgens een Bzzletin nummer uit 1981 dat gewijd was aan de literaire kritiek zou bij het gros van de Nederlandse critici de voorkeur voor teksten uitgaan naar die welke in weinig woorden een soapserie aan betekenis met zich mee zou dragen. Men is allergisch voor de directe, harde, cynische en serieuze benadering  en blijft men zich verschansen achter  de ironische stijl ook al is de tekst compleet zielloos  en gaat die volstrekt ook nergens over . Een andere factor die de relatie Surinaamse auteur - Nederlandse recensent zou doen vertroebelen is de constatering dat er te  veel ondermaats werk van Surinaamse auteurs in de markt zou liggen hetgeen Nederlandse critici als ‘excuus’ menen te kunnen gebruiken om ook het goede werk te negeren. Parallel aan deze negatie zijn in de loop der jaren thema’s als migratie en historie flink gaan meespelen in de werken van Surinaamse schrijvers, zowel woonachtig in Nederland als in Suriname. Zulke thema’s waren reeds eerder manifest in werken van Astrid Roemer, Ellen Ombre, Bea Vianen, Cándani, Edgar Cairo en Leo Ferrier. Aan de hand van de analyse van de publicaties van in het bijzonder deze toonaangevende schrijvers wil ik een poging wagen om de lezer langs die weg een kijkje te gunnen in de evolutie van de Surinaamse literatuur.
 
Onderlinge haat en nijd
 
Surinaamse schrijvers scheren langs elkaar en weten zich ook niet te bundelen. Indien één van hen een literair festival organiseert legt men meteen een zwarte lijst aan met namen van schrijvers en dichters  die men onder geen beding zal willen uitnodigen. Dit geldt ook voor bloemlezingen en themanummers van literaire tijdschriften. Een goed illustratief voorbeeld voor de laatste is het volgende: Tussen 1994 en 2008 zijn er heel wat literaire tijdschriften en bloemlezingen geweest zoals De Gids, De Tweede Ronde, Streven, Deus ex Machina etc. die onder het gezag van hoogleraar in de Caraïbische letteren aan de UvA, Michiel Van Kempen een themanummer wijdden aan Surinaamse dichters en  schrijvers. Deze hoogleraar die doorgaans de gewoonte had alles en een ieder te bespreken, zelfs de Surinaamse  kruidenier die zijn ogen diens koopwaar in een vrij iteraire/poëtische stijl had aangeprezen,  maakte in deze themanummers wel een zogeheten kritisch onderscheid. Op zich steekt er niets oneervols in ware het niet dat de hoogleraar enkel op aandringen van een groep georganiseerde auteurs een andere categorie met wie men in de clinch lag, buiten sloot. Literaire criteria zijn door hem niet toegepast geweest.  Hier had de Weekkrant Suriname in 1997 aandacht aan besteed en deze ontwikkeling als deerniswekkend betiteld.
 
De gunningpolitiek
 
Sinds de hoogleraar als voornoemd, genaamd Michiel van Kempen een aanzienlijke positie toebedeeld heeft gekregen binnen de Surinaamse cultuur en letteren is er een Surinaamse literaire hiërarchie ontstaan die voornamelijk op zijn voorkeuren berust. De punt van de piramide bestaat uit vertegenwoordigers van zich snel uitbreidende minderheidsgroepen. De oude, geëerbiedigde structuur steunde voornamelijk op maatschappelijke en politieke pijlers. Binnen die traditie werd de kwaliteit van de literatuur ondergeschikt geacht aan de eclatante positie die een persoon op politieke gronden toebedeeld had gekregen. Dat principe staat dwars op de in Suriname gangbare ‘gunningspolitiek’. Voordat Van Kempen de nieuwe hiërarchie instelde, was de literaire nijverheid een zaak van mensen die een goede positie bekleedden in de maatschappij, in welk geval de dynastie van Suriname. Enkele dynastieleden die hieruit voortkwamen waren Eddy Bruma, Ronald Venetiaan etc. die ondanks de benedenmaatse kwaliteit van hun verbale toebereidselen de Surinaamse literaire top-tien behaalden. Deze politieke gunning heeft het Surinaamse literaire landschap geen goed gedaan.  Van Kempen gooide die hiërarchie om en bevoordeelde minderheidsgroepen. Ook als hun literatuur niet echt 'top' was. Van Kempens indeling komt overeen met het beginsel van gunning (niet zozeer de literaire argumenten gelden, als wel het feit dat je tot een minderheid behoort). Hierdoor is het Surinaamse gunningbeginsel niet verdwenen maar enkel van grondlegger veranderd en wel van één uit Brabant. Binnen de door Van Kempen geschapen Surinaams-hiërarchische structuur was het haast vanzelfsprekend dat na de dood van Helman anderen aan de top kwamen en dat de kwaliteitsnormen zouden veranderen. Deze ontwikkeling compliceerde de discussie over de Surinaamse literatuur aanzienlijk. Het leek er nu op alsof iedere ontwikkeling van Suriname en Surinamers onlosmakelijk verbonden zou blijven met het beginsel van gunning. Surinamers gebruiken graag de uitdrukking ‘je moet niet denken dat je hier automatisch en zonder  iets  geweldig wordt.’
 
Enkele Surinaamse schrijvers en hun werken
 
De met de PC-Hooftprijs bekroonde Astrid Roemer behandelt in haar trilogie, Gewaagd leven (1996), Lijken op Liefde (1997) en Was Getekend (1999) de zware problematiek van deze dekoloniserende samenleving en maakt daarbij gebruik van sterk symbolische motieven zoals dood, moord, zelfmoord, abortus en onvruchtbaarheid. Haar gevarieerde schrijftrant getuigt  van een behoorlijke taalvaardigheid.  Roemer ziet in de pluriforme samenleving en migratie de voornaamste oorzaken van potentiele stress bij personen en de  botsing van culturen, waarden en taal. Deze cultuurverschillen zijn meestal verweven met sociaaleconomische ongelijkheid en gaan gepaard met sociale stereotypering en discriminatie van minderheidsgroepen. Migratie brengt veelal verlies met zich mee, zoals scheiding van gezin en familie, ontbinding van een sociaal netwerk en vermindering van maatschappelijke status.
 
Leo H. Ferrier die na twee indrukwekkende publicaties bij De Bezige Bij door de vergetelheid werd opgeslokt heeft in zijn roman Atman de grenzen tussen literatuur en filosofie doen vervagen. Hij hanteerde reeds in zijn eigen tijdgeest schrijfwijzen en montage technieken die je ook in de hedendaagse, moderne literatuur tegenkomt. Bij Ferrier ging het niet om de werkelijkheid maar om beschrijvingen die de suggestie wekken de werkelijkheid weer te geven. Deze schrijver gaf op het literaire gebied een dialectisch moment te zien van een synthese tussen de imaginaire en het reële. De samenhang is door betrokkene aangebracht als iets dwingends. Terugkerende motieven als schijn en werkelijkheid vertakken zich in zijn roman als in een theater van verbeelding en occult realisme.
 
Bea Vianen bouwde in de jaren zeventig een aardig oeuvre op via uitgeverij Querido. Haar romans vormen een vrolijke veldtocht tijdens welke zeer ernstige zaken die zich voltrokken in het oude  Suriname zijn afgeschilderd. Vianen was een architect van een eenvoudig realisme dat zich rechttoe-rechtaan ontwikkelde middels een reeks anekdotes en Surinaamse sfeertekeningen. De Surinaamse realiteit was voor haar het product van de verbeelding. Soms betrap je haar erop dat de verbeelding in haar romans nooit volledig wordt beheerst door de drukkende Surinaamse  realiteit.  De waarheid kon alleen worden ontdekt door schijnbeelden te ontmaskeren zoals je die ziet in Het Paradijs van Oranje. In de roman Ik eet, ik eet tot ik niet meer kan staat niet de vernietiging van het burgerlijk bewustzijn centraal maar de ontwrichting en de verhaalcompositie van het sociaal engagement. In deze roman is de onbevangenheid in menselijk gedrag ingeruild voor berekening en manipulatie. Vianen had als taak op zich genomen om de woordenwereld om te zetten in een begrijpbare werkelijkheid. Haar uitgangspunt was dan ook: als de literaire tekst van mij geen aanwijsbare aanleiding geeft om iets te beweren moet de criticus zijn opmerkingen beter voor zichzelf houden. Men kan over Vianens roman van alles beweren  en met elkaar uitwisselen , zij is tot slot een schrijfster die er bij uitstek in geslaagd is het leven in Suriname met daarin de culturele contrasten én harmonie in een vertelperspectief bijeen te brengen . Van dit principe uit kom je als lezer soms tot heel gedetailleerde beschrijvingen zoals in de roman Strafhok. Je zou kunnen zeggen dat Vianen uitgebreide leesverslagen over het leven in Suriname en van Surinamers leverde, breedvoerig geargumenteerd. De literaire teksten in haar romans kun je ook als een eiland beschouwen dat geen verbindingen onderhoudt met de oorsprong, de schrijfster dus aan de ene kant en de lezer aan de andere kant. Bea Vianen die tussen alle bedrijvigheden  door ook een paar gedichten publiceerde in Tirade en De Gids creëerde  ook in dit genre klankrijke opsommingen: breed en welluidend maar weinig karakteristiek. Het kan gewaardeerd worden als een goed gemiddeld van de Surinaamse tijdspoëzie.
Albert Helman is door critici aangeduid als de nestor van de Surinaamse letterkunde. Deze auteur was een vreemde doks ( = Surinaams voor eend) in de bijt. In Nederland figureerde hij meer in het gezelschap van grootheden als Simon Vestdijk, Slauerhoff, Nijhoff etc. en redigeerde samen met Vestdijk het letterkundig tijdschrift De gemeenschap. Zijn oeuvre dat hoofdzakelijk door Querido en Nijgh en Ditmar werd uitgegeven wordt gekenmerkt door vurigheid, eruditie en gestrengheid. Zijn dichtbundels Semi Finale en Gebed  voor ezels behelzen een wijze van spreken met bevallige en zielroerende woorden. Het is geen poëzie van een onweerstaanbaar bezielde maar de dichtkunst van een bekwaam beoefenaar die zijn goede, poëtische ogenblikken kende. Deze dichtbundel getuigt van een strak betoomde uitgelatenheid die door de vindingrijkheid van de woordkeus en de geringe zeldzaamheid van het onderwerp bijzonder scherpzinnig aandoet. De verzen zijn glad en sierlijk en  bijzonder aangrijpend door de oorspronkelijkheid van denkbeeld of gevoel. De poëzie van Helman vertoont als geheel een rijkere verscheidenheid van stof en een fijnere schakering van vormen dan de Surinaamse dichtkunst doet vermoeden. Zijn dichtbundel heeft genoeg zwelling en gloed om de lezer mee te slepen in de ademtocht van de dichter. In de romans De Medeminnaars en  Aansluiting gemist  van Helman wordt een wereld getoond van herkenbaarheid en vervreemding veroorzaakt door geheel uiteenlopende visies op schijn en wezen van de werkelijkheid. De auteur probeert een evenwicht te vinden tussen herkenbare werkelijkheid en verbeelding. Die moet gelijktijdig geloven in wat hem voorgeschoteld wordt en neemt dan ook gelijktijdig een kijkje in de keuken van het proces van de structuur. Het realisme in deze roman is dat het ook is zoals het is maar er wordt door de schrijver wat opgelegd. Hij geeft er een switch aan en verandert er iets aan. In het gehele oeuvre van Helman gaat de aandacht voor structuur en vorm nu juist om datgene wat voor hem het allerpersoonlijkst is zó over te kunnen brengen dat de lezer begrijpt wat hij bedoelt. Hij probeert een eenheid te scheppen in alles wat je om je heen ziet , orde op zaken te stellen die achter de feiten ligt, een soort wereldbeeld, een levensbeschouwing maar dan concreet middels onderzoek van situaties , het blootleggen van een waarheid zoals de schrijver doet in de romans’ : mijn aap lacht en mijn aap schreit.
 
Trefossa is een klassieke Surinaams-Creoolse dichter die binnen de Surinaamse letterkunde geprezen wordt als een vernuftige dichter van het genre dat rijk zou zijn aan kunstvaardigheden. De redeneringen die de pleitbezorgers aanhalen om hun opvatting te staven wekken omtrent de kunstvaardigheid van deze dichter geen hoge verwachting.  Trefossa richtte zich tot de onderdrukten in zijn tijd, tot achtervolgden en stelde zijn heroïsche moed als voorbeeld. Hij werd om zijn gedichten misschien de meest beminnelijke van zijn koloniale tijdgenoten. Minder dan bij de andere dichters was bij Trefossa het hart verdord door de vreugdeloosheid van het kolonialisme dat als zeer benauwend en bedrukkend werd ervaren. Zijn sonnetten verheerlijken de vrijheid der ziel die een vrucht van zelfverloochening was en doet vermoeden dat de dichter een melancholicus was wiens weemoed zich ongedwongen uitsprak in de betekenis van het woord zelf. Door veel eruditie gevoed bereikt het kolonialisme in zijn werk een strakheid van vorm en rijpheid van toon. Trefossa was in zijn poëtische nijverheid een mysticus die ijverig waakte tegen de bezoedeling zijner innigste dromen. Rodney Russel was een smaakvol, kunstzinnig en buitengewoon artistieke schrijver te noemen ook al had hij nooit iets in boekvorm weten te publiceren. Echter vreemd voor iemand die zijn literaire teksten kwijt kon in de gevestigde Nederlandse literaire tijdschriften. Daardoor zou hij moeten riskeren  dat er bij hem onverwijld een literaire uitgeverij op de stoep stond. Van Russel verschenen werken in onder andere Podium , Tirade en De Gids. Hij schitterde met proza teksten die zich onderscheidden op eendere wijze als waarop de auteur zelf uit de toon viel te midden van de vlotte causeurs in de Surinaamse literaire salons. Russels’ werk getuigt van een absolute bloemrijkheid in taalvondst : hij mat zich zelf het aantal woorden toe dat een bepaalde gedachte precies zou moeten uitdrukken, nog vóór die gedachte er was. Zijn woorden drukten niet alleen het naakte idee uit maar door het spel van de verschillende betekenissen ( etymologische, populaire, wetenschappelijke) in de literaire teksten ontstond in het geheel een harmonie. Russel had het op de syntaxis zelf gemunt die deze latente auteur een nuttige verfijning deed toeschijnen. Rodney Russel zou binnen de Surinaamse letteren uitgegroeid kunnen zijn tot de meest succesvolle literaire schrijver indien hij niet terecht was gekomen in een positie van een mistroostig asceet.
 
Shrinivasie is een dichter wiens poëzie in de jaren zeventig de levensadem van de ware Surinaamse poëzie vormde. De in zijn verzen vertolkte gevoelens zijn even transparant als de dichtvorm die water helder is en eenvoudig als een kinderhart. In elk vers zitten zwaaiende volzinnen met soms slaande rijmen en een pathetische zwelling, hoewel Shrinivasie doorgaans koos voor een rijmloze improvisatie van ongeveer dezelfde lengte. Hij is in zijn poëtische ambacht een goedgeluimde ijverige dichter die zijn innigste gevoelens zonder schroom onder woorden kon brengen. Hij heeft geen beeldjes in zijn verzen gebracht maar levende dingen. Alles verraadt zijn herkomst uit een echt dichterlijke ziel. Shrinivasie had eigenlijk nooit een literaire kring gevonden waarin hij als dichter kon gedijen. In een land als Suriname blijft het moeilijk om een betrouwbaar beeld te ontwerpen dat een geestelijke beweging uitdrukt. De gedichten van Shrinivasie kunnen enkel en alleen door hun techniek een emotioneel effect oproepen zonder dat er een emotionele impuls is die zijn vers zou kunnen doen bederven. Het schrijvend beeld in zijn verzen lijkt te zijn ontstaan uit een verstrooidheid van de geest en uit een felheid van weinigzeggende impressie. Het lijkt ook alsof de dichter alle wetten van de logica tart en daarbij toch in staat is om een cerebraal spel op te voeren. Hoe machtiger zijn werk hoe gezwollener de retoriek die men zich als lezer moet laten welgevallen. 
 
Anil Ramdas is een absolute aanwinst geweest binnen de Nederlandse letteren. Hij is een essayist geweest van een zeer godvruchtige waarneming, met een zeer verbijzonderd journalistiekgevoel dat gold als de aanvaarding van de schoonheid der geschapen dingen. Wat de alledaagse waarneming was voor andere Nederlandse analisten was voor hem kennis der cultuurgeschiedenis. Hij had een onweerstaanbare oorspronkelijkheid van zienswijze met een welbewuste gekunsteldheid van zegswijze. Met zijn essays’ schonk hij nieuw leven aan de heersende volksballade en bracht een verzuchting onder woorden. Hij zong zoals elke vogel zingt maar schoot met zijn woorden diep door als een zeer welluidend schietgebed. Zijn analyses waren plastisch en zeer scherp in beeld. Ramdas’ analyses neigden naar het absolute en brak daarom opzettelijk en dikwijls krachtig met alle betrekkelijkheid van prosodie of ritmeschema. Hij trachtte met zijn prozadebuut Badal de paradox te bereiken van de on-formuleerbare klaarheid, de woordloze taal, de redeloze zielservaring maar voelde zich in de vaart daarheen belemmerd door het feit dat een mens slechts schijnbaar zingt als een vogel en helemaal niet murmelt als een bergbeek. In bijna de hele roman harmoniëren zich spontaan de tegenstrijdigheden van liefde en dood, van genot en vergankelijkheid. Dit wijst op een spitse levensbewustheid die haar uitweg zoekt in het contrastenspel van woord en klank, begrip en muziek, vastheid en ritme. Een uitweg naar hogere bevrijding dan dat die enig bekend genot verschaft, een uitweg naar de metafysische lyriek.
 
De auteur is socioloog, landbouwingenieur   en gepromoveerde sociaal –econoom voor welke laatste hij zijn onderzoek in Laguna ( Filippijnen ) deed. Voor zijn tweede promotie onderzoek op het terrein van de toegepaste communicatiewetenschappen werd hij onder aanvoer van de Surinaamse schrijvers maffia geboycot door de inmiddels uit zijn functie ontheven hoogleraar in de Caraïbische letteren, de heer Michiel van kempen. Rabin Gangadin heeft diverse publicaties in zowel boekvorm als in tijdschriftvorm op zijn naam staan. Zijn  laatste werken die gereed staan om gepubliceerd te worden betreft een essay, getiteld: De literaire visvijver van Suriname , een poëziebundel , getiteld De worsteling van alledag en tot slot een roman, getiteld Rustige dagen in Suriname.  

Reageer