Dit zijn mijn voorlopige antwoorden: --edit: ik zie dat ik een jaar achterloop
--
1. Waarom drinken wijnkenners liever champagne uit een kristallen glas dan uit een glazen glas?
A. Kristal laat de champagnekleur beter uitkomen.
B. Kristal geeft meer bellen.
C. Kristal klinkt helderder bij het proosten.
Gokje, ik heb geen verstand van champagne, maar de laatste optie leek met het meest plausibel.
2. Rob staat in een weiland. Wim zweeft ongeveer honderd meter boven hem in een luchtballon. Rob schreeuwt naar Wim. Wim hoort dat luid en duidelijk. Als Wim terugschreeuwt, hoort Rob hem niet. Hoe komt dat?
A. Op de grond is het warmer dan op honderd meter hoogte. Daardoor kunnen geluidsgolven beter stijgen dan dalen.
B. Op de grond kunnen geluidsgolven tegen van alles weerkaatsen en elkaar versterken. Rond een ballon speelt dat niet.
C. Op de grond zijn veel stoorgeluiden, zoals wind die langs de oren stroomt. In een ballon is het windstil.
Denk ik.. maar weet het niet zeker. Omdat geluidsgolven zich bolvormig voortplanten en de energie over de hele bol verdeelt wordt zwakt het geschreeuw kwadratisch af. Als er dan reflecties optreden kan Wim het beter horen dan Rob.
3. Is het waar dat vrouwen beter dan mannen emoties van gezichten kunnen aflezen?
A. Ja.
B. Nee, juist mannen kunnen beter emoties aflezen.
C. Nee, er is geen verschil.
Ook een gok, zal vast wel eens een onderzoek over geweest zijn, maar dat is bij mij niet bekend.
4. Hoe diep zink je weg in bewegend drijfzand wanneer je er rechtstandig in verzeild raakt?
A. Tot aan je middel.
B. Tot aan je kin.
C. Helemaal.
Volgens mij is de dichtheid van drijfzand groter dan de dichtheid van een menselijk lichaam.
5. Kan je hoofdhaar in een nacht grijs worden?
A. Ja, bij zeer groot verdriet.
B. Ja, maar alleen bij donkerharigen.
C. Nee, dat is een fabeltje.
Ik dacht dat haren niet verkleuren maar uitvallen en dan groeit er vervolgens een haar zonder kleurstof (dus grijs) voor terug. Dat kan dus niet in 1 nacht.
6. Je staat op een plaat waarop een katrol vastzit. Door de katrol loopt een touw dat met het ene eind vastzit aan het plafond. Je trekt aan het andere eind. Kun je de plaat met jezelf erop omhoog trekken?
A. Ja, maar dat lukt alleen de allersterksten ter wereld.
B. Nee, dat is principieel onmogelijk.
C. Ja, dat lukt de meeste mensen.
Baron von Munchhausen. Je moet jezelf ergens tegen afzetten om aan het touw aan de andere kant te kunnen trekken, dus je houdt jezelf hooguit in evenwicht.
7. Welke prins ruikt het minst naar zweet?
A. Een prins helemaal gekleed in leer op een bont paard.
B. Een prins helemaal gekleed in zilver op een zwart paard.
C. Een prins helemaal gekleed in goud op een wit paard.
Ik ga ervan uit dat het hier gaat om zijn eigen zweet en dat zweten wordt veroorzaakt door hoeveelheid opgenomen warmte. Zilver weerkaatst de meeste straling, en een zwart paard lijkt me beter dan een wit, omdat er dan ook geen straling vanaf het paard naar de prins toe weerkaatst.
8. Hoe komt het dat je huid gaat rimpelen als je lang in bad hebt gelegen?
A. Je huid neemt water op en zet uit.
B. Je huid staat water af en krimpt.
C. Je huid verliest zout en voedingsstoffen en wordt daardoor slapper.
Osmose, doordat het celmilieu zouter is dan het badwater nemen je cellen water op en zetten uit.
9. Je geeft een zetje tegen twee even lange rijen dominostenen. In de ene rij staan de stenen dicht op elkaar. In de andere rij staan de stenen ver uit elkaar. Welke rij is het eerst omgevallen?
A. De rij met stenen ver uit elkaar.
B. De rij met stenen dicht op elkaar.
C. Maakt niet uit.
Daarnet getest. Had er ook een filmpje van gemaakt, maar dat was bij lamplicht en nogal donker uitgevallen. Ik doe het morgen nog wel eens opnieuw, dan bij daglicht.
10. Hou een strook papier aan een uiteinde vast. Draai het andere uiteinde een halve slag. Plak de uiteinden aan elkaar. Je hebt nu een band van Möbius. Knip de band in de lengte doormidden. Knip het resultaat nogmaals in de lengte doormidden. Wat hou je over?
A. Vier banden.
B. Twee banden.
C. Eén band.
Getest.
11. Kun je tijdens een hittegolf zoals die van afgelopen zomer een spiegelei bakken op het wegdek in de zon?
A. Nee, dat kan niet.
B. Ja, dat is geen probleem.
C. Ja, maar alleen op zwart, glad asfalt.
Eiwitten stollen bij ongeveer 42 graden C heb ik me laten vertellen en ik vermoed dat zwart asfalt daar wel boven in de zomer.
12. Waarom beslaat een auto wel tijdens een heldere nacht en niet bij een bewolkte nacht?
A. Bij een heldere nacht zijn er geen wolken die vocht vasthouden.
B. De auto staat bij een heldere nacht meer straling af aan het heelal.
C. Natte lucht daalt bij een heldere nacht en komt dus op de auto neer.
De waterdamp condenseert omdat de auto kouder is dan de omringende lucht. De auto kan alleen maar kouder worden door warmte uit te stralen.
13. Wanneer begint een astronaut in zijn ruimtevaartuig buiten de dampkring te zweven?
A. Wanneer hij ver genoeg verwijderd is van de aantrekkingskracht van de aarde.
B. Wanneer zijn ruimtevaartuig precies tussen twee zwaartekrachtvelden hangt.
C. Wanneer hij de motor van zijn ruimtevaartuig afzet.
Zolang de motor aanstaat zorgt dit voor een versnelling van het ruimteschip en wordt de astronaut in zijn stoel gedrukt.
14. Op een tafel staan twee karretjes. Aan elk karretje zit een touw. Elk touw hangt naar beneden via een katrol aan de tafelrand. Aan het ene touw hangt een gewicht van vijf kilogram. Aan het andere touw trekt iemand met een kracht overeenkomend met vijf kilogram. Welk karretje komt sneller op gang?
A. Het karretje met het hangende gewicht.
Het karretje met de trekkende persoon.
C. Het maakt niet uit.
Het karretje + gewicht heeft meer massa dan het karretje waar aan getrokken wordt en versneld dus minder snel.
15. Bomen worden niet hoger dan circa 120 meter. Waarom?
A. Dan wordt het hout van de boom te zwak om het eigen gewicht te dragen.
B. Bomen worden niet hoger dan hun wortels diep zitten en na 120 meter is de grond te ondoordringbaar voor de wortels.
Boven de 120 meter neemt de boom geen kooldioxide op.
Ik dacht dat die grens er was omdat de capillaire water en voedingsstoffen uit de wortels slechts tot 120 meter hoogte kan brengen. Maar misschien kan een boom daardoor ook wel geen fotosynthese meer plegen omdat er geen aan- en afvoer van stoffen meer plaatsvindt.
16. Met een steekproef testen we de deelnemers aan de tiende Nationale Wetenschapsquiz op een verboden pepmiddel. Stel dat tien procent van de deelnemers het pepmiddel gebruikt. De test is slechts voor negentig procent zuiver. Eén deelnemer blijkt pep-positief. Hoe groot is de kans dat hij het pepmiddel daadwerkelijk heeft gebruikt?
A. Minder dan vijftig procent.
B. Vijftig procent.
C. Meer dan vijftig procent.
Van de 100 deelnemers hebben er 10 het pepmiddel gebruikt. Van deze 10 zullen er 9 positief testen. Maar van de 90 mensen die geen pepmiddel hebben gebruikt zullen er ook 9 positief testen.
17. Waarom is sneeuw wit?
A. Omdat sneeuw alle kleuren absorbeert.
B. Omdat sneeuw alle kleuren reflecteert.
C. Omdat watermoleculen wit zijn.
Ja, wat moet je daar nog meer van zeggen...
18. Aan wie danken wij de uitvinding van de lucifer?
A. Aan een onbekende Chinese monnik die in de achtste eeuw het buskruit ontdekte bij zijn zoektocht naar een levenselixer.
B. Aan de Duitse alchemist Henning Brand die in de zeventiende eeuw fosfor ontdekte toen hij urine inkookte om goud te maken.
C. Aan de Zwitserse wetenschapper Friedrich Schönheim die in de negentiende eeuw schietkatoen ontdekte toen hij celluloid wilde maken.
Ik weet het niet zeker, maar de andere antwoorden (buskruit, schietkatoen) hebben volgens mij weinig met lucifers te maken. Maar misschien is er een vergezocht verband?
19. Hoe komt een regenworm een zeer strenge winter door?
A. Hij houdt diep in de grond een winterslaap.
B. Hij verpopt zich voordat de vorst invalt.
C. Hij bevriest en leeft weer op als het warm wordt.
Wormen verpoppen niet toch? En als een koperen waterleiding al kapot vriest, dan een worm toch zeker wel denk ik.
20. In een emmer water drijft een blokje hout. Je bindt een touw aan het hengsel en slingert de emmer aan het touw rond. Wat gebeurt er met het blokje hout?
A. Het blokje zakt dieper in het water.
B. Het blokje komt meer naar boven.
C. Het blokje blijft op hetzelfde niveau.
Werkt dit niet als een centrifuge? Het water is zwaarder dan het blokje en zal dus harder naar buiten worden geslingerd dan het hout.