dat er geen afdoende bewijs is voor het uitsluiten van variatie in lichtsnelheid
Dat hangt af van de grootte van de afwijking van de lichtsnelheid, ik schreef daarom "meetbaar trager (of sneller)". Zolang die niet of niet voldoende nauwkeurig kan worden vastgesteld, kan ik met deze gegevens jou niet overtuigen. Maar ik meen wel te mogen concluderen dat je akkoord bent met de methode.
Er is dus nood aan een nauwkeuriger meting, en die is er.
Redelijk recent ook nog, want in 2017 bepaalden wetenschappers de diameter van de planetoïde Palma door middel van de bedekking van een ver radiostelsel. Details vind je in attached paper, waaruit deze quotes:
The occultation of the radio galaxy 0141+268 by the asteroid (372) Palma on 2017 May 15 was observed using six antennas of the Very Long Baseline Array (VLBA).
...
The effective diameter obtained for Palma, 192.1 ± 4.8 km, is in excellent agreement with recent estimates from thermal modeling of mid-infrared photometry.
Afstand Palma-Aarde was ten tijde van de waarneming in 2017 ongeveer 500 miljoen kilometer (3,436 au), oftewel zo'n 1700 lichtseconden. Palma heeft een diameter van ongeveer 80 milliboogseconden, reist met ongeveer 17 kilometer per seconde rond de Zon en is ruwweg 200 km in diameter. De maximale occultatieduur van een puntbron is dus ongeveer 12 seconden. En gezien de errorbar van ruwweg ±5 km voor de diameter, is de precisie van de timing rond de ±0,3 seconden en dat wordt dacht ik ook in het bijgesloten paper genoemd. Een groter verschil van aankomsttijdstippen tussen licht van de randen van Palma en het licht van de quasar zou dan verdacht zijn.
De afstand tot de quasar met een schijnbare diameter van ongeveer 3 milliboogseconden (dus vrijwel een puntbron) is niet bekend omdat de roodverschuiving niet gemeten is. Geschat wordt rond de 4,6 miljard lichtjaar, en daarbij hoort dan een roodverschuiving Z = 0,45. Afhankelijk van de tuning van het LCDM model is dit 0,4 c per seconde recessiesnelheid (zie grafiek). Stel dat het verre licht van de quasar met 0,6 c reizen zou en zo de gemeten roodverschuiving verklaren zou in plaats van de aanvaarde kosmologische expansie, dan geeft dat een timingprobleem van dik 1000 seconden.
- Bron: Davis en Lineweaver
Het is volstrekt duidelijk dat een geringe afwijking van de lichtsnelheid opgevallen was in dit geval, er was een precisie van ±0,3 seconden op een reisduur van 1700 seconden, dat is ongeveer 0,04%. De afwijking van de lichtsnelheid van dit toch redelijk verre object zou daar onder moeten liggen om niet op te vallen, c.q. deze observatie vereist een lichtsnelheid die op minimaal 99,96c ligt.
Overigens zijn er meer papers van bedekkingen van quasars en sterren door wat verder liggende objecten als planetoïden te vinden op internet. De bedekking van een radiostelsel door de planetoïde Thyra bijvoorbeeld.