flappelap schreef: ↑do 03 jun 2021, 11:21
Hoe bedoel je, "gemodelleerd"? Hoe zit volgens jou de aantrekking tussen massa's "gemodelleerd" in de newtonse zwaartekrachtstheorie? En hoe "verklaart" volgens jou de Newtonse zwaartekrachtstheorie deze aantrekking?
Het principe in de ART is dat de energie-impuls tensor de "bron" is voor ruimtetijdkromming, net zoals massadichtheid de "bron" is voor Newtonse zwaartekracht. Je hebt bovendien in de ART geen simpele zwaartekrachts'vector' meer.
Ik vrees dat we nog (steeds) niet op dezelfde golflengte zitten. Ik heb het over een zwaartekrachts vector volgens newton g=GM/r^2, maar voor de lichtpad berekening gebruik ik geen newton, immers licht heeft geen massa.
Ik zie wel een gradient in g over een lichtpad (zowel lengte als richting verandert) en zie dat die gradient blijkbaar een effect heeft op lichtafbuiging zoals zou volgen uit metingen die je zou kunnen doen, maar ik heb geen theorie die dat effect kan verklaren vanuit onderliggende basis eigenschappen.
Jij hebt het over lichtafbuiging vanuit de ART maar daar is blijkbaar geen enkel raakvlak (althans daar wijs je niet op) met die vector van mij en de gradient daarvan omdat daar een energie-impuls tensor de "bron" is wat op geen enkele manier te vergelijken is met die vector van mij zoals je aangeeft.
Dus dit pad om verkaringen volgens de ene beschijving (ART) te gebruiken om in de andere beschrijving toe te passen (newton+equivalentieprincipe+gradient in g) om zo te kunnen achterhalen hoe die gradient van mij het lichtpad bepaalt uitgedrukt in een formule die daarmee compatible is (evt met een versimpeling door alleen de significante effecten mee te nemen zoals g00 en g11 uit de ART) loopt dood als ik jou goed kan volgen.
Er is dus blijkbaar geen mechanisme wat een verband tussen een gradient in zwaartekrachtsvector g en lichtafbuiging kan beschrijven. Hoewel ik dat verband wel gewoon zou kunnen meten.
bv als er geen gradient is in g (de lichtstraal die het meest dichtbije punt van de zon passeert) dan is de extra afbuiging (1915 curve) tov het equivalentieprincipe (1911 curve) 0.
bij de maximale gradient in g(punt b?) is de extra afbuiging ook maximaal en als je verder weg zit met de lichtstraal dan is de extra afbuiging ook weer kleiner (c)
Dat kan geen toeval zijn lijkt mij dat er een verband is tussen de extra afbuiging en de gradient in g.
dus dan moet er ook een formule zijn (en misschien zelfs af te leiden ) die dat verband beschrijft. (stel even dat er geen ART was geweest en iemand had deze curves op kunnen meten)