Hmm .. toch nog even dit als ik mag:
Licht vertraagd wel degelijk nabij massieve objecten, vanwege gravitionele tijd dilatatie. Dit is niet een illusie of iets dergelijks, maar daadwerkelijk zo. In de relativiteitstheorie zijn er geen "preferred frames of reference" en dus coordinaten waarden even geldig en "waar" zijn als (lokaal) de eigenwaarden.
Dus tijd verloopt trager dichtbij de Zon dan op Aarde .. en nog langzamer nabij een zwart gat's waarnemingshorizon waar het volledig stopt (wat een paradox opleverd wat volgens Susskind geen paradox is, maar dat terzijde). Het is alleen zo dat wanneer je daar komt niets merkt van deze gravitationele tijd dilatatie vanwege de lokale eigenwaarden.
Dus de coördinaten snelheid van licht bij de zon is langzamer dan c. Met deze gedachte gebruikte Einstein in 1915 nog het Huygens principe om de doorbuiging te berekenen. (Met slechts twee componenten.)
Er wordt, zag ik, gerefereerd naar met het Shapiro effect (dat valt mee met de complexiteit hoor .. iig voor Schwarzschild metriek/statische ruimtetijd).
Het is dus niet hetzelfde als kinematische tijd dilatatie van de speciale relativiteitstheorie in Minkowski ruimte.
(SRT is niets anders dan ART zonder zwaartekracht.)
Misschien ter verduidelijking:
Wanneer men spreekt over de "leeftijd van het universum", wordt hiermee de maximaal verstreken eigentijd bedoeld, die ongeveer 13,8 miljard jaar is. Deze maximale eigentijd wordt kosmische tijd genoemd en het is de tijd die is geregistreerd door zogenaamde Fundamental (of Fiducial) Observers.
De ruimtetijd van FO's is die welke meebeweegt met de Hubble-flow en die ver verwijderd is van zwaartekrachtbronnen (bijna vlakke ruimtetijd).
De leeftijd van het heelal is dan ook nergens exact gelijk en het jongst op de waarnemingshorizon van de oudste zwarte gaten.
Ik wou dit eerst uitgebreider/ook wiskundig uitleggen (hoe een coördinaten lichtsnelheid te berekenen iig), maar ik vermoed dat de meeste mensen juist daar veel moeite mee hebben en dus niets toevoegt in dit geval (ook al is het de taal van natuurkunde
).
Over het EP .. dit kun je in principe toepassen voor de doorbuiging (naar beneden vallen van) van licht. (Met "naar beneden" wordt meestal en in dit geval natuurlijk bedoeld: richting het centrum van een massief object.) Maar dit zou voor een berekening van het doorbuigen van sterrenlicht wat langs de zons oppervlakte scheert onnodig veel werk zijn, belachelijk veel. Sowieso is het veel moeilijker om de tijd- EN ruimtelijke "kromming" (componenten) toe te passen in liftjes via het EP dan bij de volledig ontwikkelde ART .. vind ik.
Een coördinaten waarde is simpelweg de waarde gemeten door een waarnemer in een ander stelsel op afstand. En eigenwaarden de waarden in een waarnemers ruststelsel.
Naja, hopelijk heeft iemand er iets aan.
Flappelap:
Kort antwoord: energiebehoud is erg subtiel in de ART
Het "is"- teken in de Einstein veldvergelijkingen, maakt dit op zich duidelijk (maar is idd een heikel "probleem" in de ART, voor geïnteresseerden zie topic ..
viewtopic.php?f=66&t=208843
Waar Flappelap het mooi uitlegd vind ik).
Voor licht (fotonen), in simple speak, dat uit een gravitatieput klimt treedt er gravitationele roodverschuiving op. Dus dit licht verliest hierbij energie. (tWordt potentiële energie.) Ook bij zwarte gaten. Zie ook t Pound–Rebka experiment.
Of simpelweg hier:
https://en.m.wikipedia.org/wiki/Gravitational_redshift
(Waar het ook even kort over de escape velocity gaat .. waarvan de vergelijking voor ieder object hetzelfde is, in klassieke- en relativistische mechanica. Dat kan dan ook prima tot de waarnemingshorizon, waarna het groter zou zijn dan de vacuümsnelheid van licht c.)