Ik kamp met volgende vraag:
Een fietser rijdt met een snelheid met grootte v.
Wat is de grootte van de snelheid waarmee een punt op de omtrek van één van de
wielen beweegt op het tijdstip waarop het net de grond raakt en op het tijdstip waarop
zich precies bovenaan het wiel bevindt?
Dit zijn de oplossingen:
0 m/s; 2v
Volgende formules heb ik ter beschikking:
w=(delta hoek/delta tijd)
w=2pi/T
f=1/T
w=2pi.f
v=r.w
v=(2pi.r)/T=2pi.r.f
a=r.w²
a=v²/r
Nu denk ik persoonlijk dat ik deze formules niet nodig heb, omdat er moet worden rekening gehouden met enkele andere factoren, zoals wrijving, waardoor de fiets vooruit gaat, en de zwaartekracht. (Mocht het wiel plat liggen zou v overal gelijk zijn, niet?). Ik ben de zaak dan maar eens vectorieel gaan bekijken
![Afbeelding](http://i50.tinypic.com/elg15.png)
We weten dat de middelpuntszoekende versnelling altijd naar het middelpunt van de fiets gericht is. Dat moet worden opgeheven dus ik veronderstel dat Fz (zwaartekracht) even groot zal zijn. De versnelling die gelijk ligt met de raaklijn van het punt (rode pijl) moet worden opgeheven, in dit geval veronderstel ik maar dat Fw of wrijving dan maar even groot moet zijn als de rode pijl. Dan zijn alle krachten opgeheven en is v vanonder gelijk aan nul. Vanboven is er geen wrijving, dus zal v niet gelijk zijn aan nul. Ook heeft de middelpuntszoekende kracht dezelffde richting als de zwaartekracht, wat dan wel een verschil moet maken. Het gemiddelde van die twee snelheden zou dan v zijn.
Op het eerste zicht leek dit mij te kloppen, maar ik denk dat ik toch ergens een redeneringsfout gemaakt heb of dat mijn perspectief verkeerd is, daar de krachten wrijving en zwaartekracht helemaal niet aan bod komen in dit hoofdstuk.
Met vriendelijke groeten,
Eddy Wally